De nacht valt aan.
De straten lopen leeg, net als een badkuip.
Alles loopt weg in een zwart gat.
De straten zijn doodstil.
De nacht neemt het laatste licht in zijn handen,
vervolgens geeft hij het aan de duisternis.
Die aanschouwt het voorzichtig en slokt het op.
Het licht schrijdt en spartelt, maar zakt
weg in het donker.
Zijn stralen hangen vol grijze en zwarte vlekken.
Plots stoppen eenzame wolven met huilen.
Duisternis hapert, boert en moet even gaan liggen.
Elk levend wezen weet, het is tijd.
Indra saenen