het licht van een lantaarnpaal
scheen door de lege straten
het geluid was weg
en de stilte kwam tot leven
de vogels fluiten niet
je hoorde geen mensen praten
fonkelende sterren zweefden rond de maan
alles was rustig alles was normaal
een wenend meisje zat op de stoep
haar zijden haren dansten door de wind
en zwarte traan rolde over haar wang
ze keek omhoog en zag hoe de maan stilaan verdween
de eerste zonnestralen vielen op haar gezicht
en het meisje was plots verdwenen